Toelichting op de behandeling met een injectie

Er wordt meestal een mengsel van twee soorten injectievloeistoffen gebruikt:

1. Lidocaïne, een middel voor plaatselijke verdoving
Dit middel wordt ook door tandartsen gebruikt voor een verdoving. De verdoving, die meestal niet langer dan 1 á 2 uur duurt, kan helpen om te controleren of de injectie op de juiste plaats is gegeven: de pijn is na de injectie dan geheel of gedeeltelijk verdwenen. Lidocaine heeft i.h.a. geen bijwerkingen.

2. Methylprednisolon (Depo-Medrol is de merknaam), of triamcinolonacetonide (Kenacort is de merknaam). Dit zijn corticosteroiden (= bijnierschorshormoon)
Corticosteroiden zijn hormonen die wij in onze bijnieren zelf maken. Ze hebben een krachtige irritatie- (of ontstekings-)remmende werking. Ze worden daarom ook toegepast in veel andere geneesmiddelen (bv. eczeemzalf, inhalators bij bronchitis of astma, oor- en oogdruppels). Bij gebruik met de juiste dosering en indicatie hebben de injecties geen nadelige effekten. Nadelige gevolgen zijn wel bekend bij langdurig gebruik van corticosteroiden of gebruik in een hoge dosering (bv. bij langdurig slikken van hoge doses prednison). De werking begint gemiddeld 2 dagen na de injectie.

Mogelijke bijwerkingen

Hoe zich te gedragen na de injectie:
Het advies is om de eerste 2 weken na de injectie ongeveer even veel (of weinig) te belasten als u deed in de 2 aan de injectie voorafgaande weken, dan is het effekt van de injectie het beste te beoordelen. Ook is het verstandig bewegingen te vermijden waarvan u weet dat u daar veel pijn van ondervindt. Vooral activiteiten die langer dan 2 uur napijn veroorzaken, kunt u beter achterwege laten.

Reden om de arts (die de injectie heeft gegeven) of -bij afwezigheid- de huisarts te raadplegen:
indien er 2 dagen na de injectie nog steeds toenemende pijn is, en evt. ook roodheid en warmte t.p.v. de injectieplaats, en evt. daarbij koorts ( = boven 38,5 graden). Dan dient een (uiterst zeldzame) infectie met een bacterie te worden uitgesloten.

Redenen om geen injectie te geven:
Bij een ontsteking door een bacterie elders (bv. een abces).
Bij een huidinfectie nabij de insteekplaats.
Bij een algemeen verlaagde afweer (bijvoorbeeld een immuno-deficientie , dat is een minder goed werkend afweersysteem, of kort na chemotherapie).
Bij een (uiterst zeldzame) allergie voor corticosteroïden en/of lidocaïne.
Bij zwangerschap (met name tijdens de eerste 16 weken).

(In tegenstelling tot wat wel eens gedacht wordt: het gebruik van antistolling is voor de meeste injecties geen probleem.)